Skip to content

Aan het werk met het omgevingsplan in vier stappen (deel 2)

Deel 1 nog niet gelezen? Dat kan hier.

Het omgevingsplan: het samenstellen ervan is een flinke uitdaging, zeker als je niet weet waar je moet beginnen. Daarom zetten wij in twee blogs een aantal stappen op een rij om dit wat meer behapbaar te maken. Vorige week gingen we in op stap één en twee: het definiëren van het omgevingsplan en de transitie naar het ‘echte’ omgevingsplan. Deze week duiken we in de volgende stappen.

Stap 3: het in kaart brengen van regels van hogerhand

Bij het opstellen van het omgevingsplan moet rekening gehouden worden met instructieregels vanuit de provincie en het Rijk, vastgelegd in de provinciale omgevingsverordening en het Besluit kwaliteit leefomgeving. In hoeverre zijn deze regels van toepassing op jouw gemeente of delen daarvan? Denk hierbij bijvoorbeeld aan regels over geluid, geur en trillingen. Over deze onderwerpen moet je als gemeente regels opnemen in het omgevingsplan. Hiervoor zijn bepaalde basisnormen vastgesteld die  overgenomen kunnen worden. De mogelijkheid bestaat ook deze regels aan te passen, mits binnen een bepaalde bandbreedte. Die keuzes moeten echter wel worden onderzocht en gemotiveerd.

Dit vraagt best wat onderzoek en leeswerk. Zijn deze regels van toepassing in de gemeente waar je werkt, en zo ja, in welke delen? Sommige regels zijn slechts van toepassing op specifieke gemeentes of in een specifieke situatie. Denk aan regels over defensie of over geur.

Dit hoef je niet allemaal alleen te bedenken. Ga bijvoorbeeld in gesprek met de omgevingsdienst of provincie.

Stap 4: afweging van uitgangspunten

Nu er veel voorwerk is gedaan, moeten er nog een aantal belangrijke afwegingen worden gemaakt die bepalend zijn voor de invulling van het omgevingsplan. Daarvoor bestaan meerdere mogelijkheden.

Zo is er een onderscheid te maken tussen een functiegericht of een activiteitgericht omgevingsplan. Een functiegerichte benadering gaat uit van het groeperen van activiteiten rondom een bepaald gebruiksdoel. Functiegericht lijkt op een bestemming in de huidige werkwijze en kan het in de eerste instantie makkelijker maken om over het omgevingsplan na te denken. Bij een activiteitgerichte benadering wordt het omgevingsplan in essentie een verzameling regels over activiteiten in de fysieke leefomgeving. Per activiteit worden in het plan normen of randvoorwaarden gesteld.

Laten we kijken naar wat nu de bestemming ‘wonen’ is. Binnen een functiegericht omgevingsplan wordt eerst de functie ‘wonen’ aan een bepaalde locatie of gebied toegekend. Vervolgens wordt in dat plan bepaald wat er binnen die woonfunctie aan activiteiten allemaal mogelijk is. Denk aan de bouw van een woning, bijgebouwen of andere bouwwerken, maar ook aan uitbreiding van een bestaande woning of het hebben van een bedrijf aan huis. Op die manier ontstaat per functie een cluster van met elkaar samenhangende activiteiten.

Bij een activiteitgericht omgevingsplan wordt meer uitgegaan van een meer een-op-een-relatie tussen een toegestane activiteit en een locatie. Dat betekent dat alle activiteiten – naast wonen – ook mogelijk zijn, wanneer deze als aparte activiteiten aan de betreffende woonlocatie zijn toegewezen. Een activiteitgericht plan kan voor één locatie dus voorzien in een reeks aparte activiteiten.

Een andere keuze die van belang is voor de indeling van het omgevingsplan is het onderscheid tussen een themagericht of een gebiedsgericht plan. Bij de eerste maak je per thema een stukje omgevingsplan voor de gehele gemeente. Voorbeelden van thema’s zijn bomenkap of geluid. Bij de tweede wordt de gemeente opgedeeld in verschillende deelgebieden en breng je in kaart wat daar speelt. Dit is vergelijkbaar met de verschillende bestemmingsplannen waar nu mee wordt gewerkt.

Tot slot moet je bepalen in hoeverre je de omgevingsvisie vanaf het begin verwerkt in het omgevingsplan. Het is de hoogste ambitie om de visie in één keer te vervlechten, maar dat is ook het meest ingewikkeld. Het is ook mogelijk om te kiezen voor een meer gefaseerde aanpak. Dan wordt de omzetting van het tijdelijke naar het volwaardige omgevingsplan gebaseerd op bestaand beleid en regels. De ervaring die tijdens de transitieperiode wordt opgedaan, kan vervolgens worden benut om het omgevingsplan verder uit te bouwen. Zo wordt de omgevingsvisie stap voor stap in het omgevingsplan verwerkt.

Deze afbeelding is een voorbeeld van een gebiedsgerichte aanpak voor het maken van een omgevingsplan. Bij deze aanpak wordt het gemeentelijke grondgebied opgeknipt in een aantal deelgebieden. Elk deelgebied kenmerkt zich door een bepaalde samenhang van de in dat gebied aanwezige functies en activiteiten (zoals bijvoorbeeld een deelgebied waar de woonfunctie en centrumvoorzieningen centraal staan en een deelgebied waar voornamelijk bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden). Per deelgebied wordt achtereenvolgens een deel van het omgevingsplan opgesteld.

Conclusie

Zoals eerder is beschreven, zijn er veel zaken om over na te denken en keuzes over te maken. Er is niet één manier die de juiste is en dat maakt het opstellen van het omgevingsplan een flinke uitdaging. Aan de andere kant biedt deze werkwijze ook een bepaalde mate van vrijheid, die interessant is.

Ongeacht welke keuzes er gemaakt worden, biedt deze nieuwe wet mogelijkheden voor meer flexibiliteit en een andere mentaliteit. Met een functiegericht omgevingsplan kun je net zo veel flexibiliteit en afwegingsruimte realiseren als met een activiteitgericht omgevingsplan. De flexibiliteit zit ‘m niet in de vorm van het plan, maar in het feit dat de gemeente alles meer op hoofdlijnen regelt. Het is dus belangrijk om te voorkomen dat de vormgeving van het omgevingsplan te centraal komt te staan. Maak daarin met elkaar een keuze en richt je vervolgens op de inhoud.

Back To Top